Zeeuwse bolus

Intro: warm gebakken (straat-)geluk!

Langs de parkrand zat Ramses. Hij keek me meewarig aan van onder zijn tot een dakje opgetrokken wenkbrauwen. Puffend en steunend zat hij daar, terwijl zijn hele lijf trilde. Ik balde mijn handen tot vuisten in de jaszakken van mijn parka en voelde hoe mijn kaaklijn verstrakte. Ik wilde niet meer wegkijken. Waterig staarden de kleine oogjes boven zijn lodderende oogzakken me aan. ‘Hoog Ramses, kijk omhoog!’ dacht ik schamper. In zijn blik was de levensvreugde ver te zoeken.

Ik vermande me, rechtte mijn rug, schraapte mijn keel en beende eropaf: “Buurman, je gaat dit toch straks wel opruimen! Want dit zie ik nou eens net en ik zie het niet voor het eerst, hè?” Ik probeerde er dreigend, in plaats van zoals ik me op dit moment voelde ‘smekend’, bij te kijken en belette mijn zich uitstrekkende wijsvinger om driftig heen en weer te zwiepen, door hem dieper in mijn zak te graven. “Nee” luidde het opgewekte en zenuwtergend kordate antwoord, “dat doe ik dus niet”. “Wàààt?” stamelde ik ; was ik nu eindelijk eens zo manhaftig geweest om in te grijpen in die eeuwige smeerlapperij, was hij niet bereid om mee te werken?! “Wat krijgen we nou?” klonk ik verbaasd, maar ook met nauwelijks ingehouden woede. “Nou, nee dus”, herhaalde buurman berustend en lichtte toe: “die eenden ruimen het wel op!” “Ja” zo ging hij verder, nadat hij de vraagtekens op mijn gezicht, grinnikend had gade geslagen: “Ze lopen namelijk gewoon achter hem aan en zodra ie klaar is, eten ze ’t op!” Het klonk verbluffend eenvoudig. Ramses snuffelde aan een paaltje, een dampende bolus ontsierde inmiddels de grasmat. En warempel: Daar kwamen ze aangerend! Drie witte stadseenden en een paar wilde. Ze begonnen door de hoop te snabbelen, alsof hen een portie vers kroos was voorgezet. “Ongelooflijk!” bracht ik verslagen uit en liep in gedachten verzonken met mijn fiets aan de hand naar huis.

Trouwens, bedacht ik me, die eenden zelf, doen het gras ook geen goed: Hun waterige zure uitwerpselen maken het gazon dun en futloos. Als er eenmaal op gepoept is, wil het vee het niet meer eten. Het kroos wordt tegenwoordig gebruikt als bio-brandstof. Egyptenaren eten het; althans de tilapia die erop foerageert. Wat dat betreft zou het dus voor alle partijen beter zijn, wanneer deze watervogels van het kroos af zouden blijven, zodat het voor nuttiger toepassingen zou kunnen worden ingezet. Wat spijtig, dat ik mijn auto niet kon laten rijden op de ‘bio-brandstof’ van Ramses; dan zou ik het waarschijnlijk niet eens erg vinden om die enorme drollen zelf op te moeten ruimen, zo glimlachte ik spaarzaam en deed de schuurdeur open.

De volgende keer dat ik mijn buurhond tegenkwam en mijn petje aantikte bij het zien van zijn baasje, gaf deze mij een vette knipoog terug en gebaarde over zijn rug. Achter het krampachtig voorthurkende enorme bakbeest, dat tijdens zijn gestrompel probeerde te schijten, trok een luidsnaterende eendenschaar, die hem de stront zowat letterlijk uit zijn kolossale achterwerk probeerde te kijken.

‘Haha! De één z’n stront, is voor de ander gezond!’ riep ik en zwaaide met opgestoken duim naar dat arme, hulpeloos voortschuierende, mormel.  http://kleinstukjedan.nl/de-zeeuwse-bolus/

Leave a comment